Als alle plannen doorgaan, zou medio 2030 bijna één gigawatt aan elektrolysevermogen beschikbaar kunnen zijn voor de productie van groene waterstof. Nog lang niet genoeg om de toenemende vraag te vergroenen. Wel kan het een steeds belangrijkere rol spelen in het balanceren van de energievraag.
Het ligt voor de hand dat in Nederland de meeste elektrolyzers komen te staan waar windenergie aanlandt. De wispelturigheid van windenergie maakt het namelijk aantrekkelijk om productiepieken af te vlakken als de stroomvraag lager is dan het aanbod. De meeste groene waterstofplannen zijn dan ook te vinden in de kustgebieden. Vanaf Groningen, Noord- en Zuid-Holland tot in Zeeland zijn inmiddels ambities uitgesproken voor de bouw van elektrolyzers.
Groningen
Qua ambitieniveau ligt Groningen nog ver voor op de rest. De Eemshaven wordt al het stopcontact van Nederland genoemd en daar zou groene waterstofhub aan kunnen worden toegevoegd. In het NortH2-consortium willen Shell, Gasunie, Groningen Seaports, Equinor, RWE en de provincie Groningen samen de grootste groene waterstofketen van Noordwest-Europa ontwikkelen. De combinatie van een vier gigawatt offshore windpark met in 2030 vier en in 2040 tien gigawatt aan elektrolysecapaciteit moet in 2040 een jaarlijkse waterstofproductie van achthonderdduizend tot één miljoen ton opleveren.
Al eerder kondigden Gasunie en Nobian plannen aan voor het zogenaamde Djewels-project in Delfzijl. In dat licht lijkt een elektrolyzer van twintig megawatt bescheiden. Betrokken partijen Gasunie en Nobian laten de optie voor een grotere installatie dan ook nog open en bekijken ook de mogelijkheid om op te schalen tot zestig megawatt.
Ook Engie kondigde onlangs aan plannen te hebben voor een elektrolyzer, naast zijn gascentrale in de Eemshaven. Dit project met de naam HyNetherlands zou een capaciteit van honderd megawatt moeten krijgen en een investeringssom tussen de vijftig en honderd miljoen euro. Gasunie neemt ook deel aan deze plannen die geleidelijk vorm moeten krijgen tot 2030.
De deelname van RWE in NortH2 is ook niet geheel verrassend. Samen met Innogy kondigde de Duitse energiereus twee jaar geleden plannen aan voor een waterstoffabriek tot honderd megawatt op het terrein van de Eemshavencentrale van RWE. De energiebedrijven willen de elektrolyzer koppelen aan het onshore windpark Westereems van Innogy. Met een vermogen van meer dan honderd megawatt, is er genoeg vermogen aanwezig om groene waterstof te produceren.
Noord-Holland
In de IJmond onderzoeken Tata Steel, Nobian en Port of Amsterdam, onder de naam H2ermes, de aanleg van een honderd megawatt waterstoffabriek op het terrein van de staalproducent. De staalproducent kan de vijftienduizend ton groene waterstofgas goed gebruiken in zijn productieprocessen. Bijkomend voordeel is dat Tata ook de bij de elektrolyse vrijkomende zuurstof inzet in zijn proces.
tekst gaat verder onder de afbeelding

Aan vermogen zal het H2ermes project niet snel ontbreken. Zo leveren de windparken Egmond aan Zee en het Prinses Amalia Windpark al gezamenlijk 228 megawatt vermogen. Als in 2023-2025 ook de tender wordt uitgeschreven voor het offshore windpark IJmuiden ver, kan daar vierduizend megawatt bijkomen.
Ook Vattenfall heeft grote plannen met groene waterstof. Op het terrein van de voormalige Hemweg kolencentrale onderzoekt het Zweedse bedrijf de haalbaarheid van een 100 megawatt elektrolyzer.
Zuid-Holland
Uiteraard laat ook de Rotterdamse haven zich niet onbetuigd in de groene waterstofwedloop. Het havenbedrijf heeft al ruimte vrijgemaakt voor een conversiepark op de Tweede Maasvlakte waar ruimte is voor twee gigawatt aan elektrolysecapaciteit. Tweehonderd megawatt daarvan zal waarschijnlijk worden toegewezen aan Shell en Eneco. Samen wonnen ze de aanbesteding voor het 759 megawatt windpark Hollandse kust Noord. Bij de toewijzing van de concessie waren de waterstofplannen in Rotterdam doorslaggevend.
Shell is van plan om de productie in 2023 te starten om vervolgens zo’n vijftig- tot zestigduizend kilogram waterstof per dag te maken. De eerste groene waterstof vervangt de grijze waterstof van Shell Pernis, voor de ontzwaveling van transportbrandstoffen. Shell verwacht jaarlijks zo’n 20.000 ton grijze waterstof te kunnen vervangen.
Ook Nobian en BP hebben plannen in het Rotterdamse havengebied. De bedrijven bekijken de haalbaarheid van een waterstof-elektrolyse-installatie van 250 megawatt.
Zeeland
Wat betreft consumptie spant het Zuidwesten van Nederland de kroon. Bedrijven als Dow, Yara en Zeeland Refinery gebruiken meer waterstof dan de rest van de Benelux. En net over de grens is onder meer ArcelorMittal ook een potentiële grootgebruiker. De regio verbruikt jaarlijks 580 kiloton waterstof, maar men verwacht een doorgroeipotentieel naar meer dan één megaton waterstof per jaar in 2050. De huidige waterstofbehoefte komt op conto van steam methane reforming, ofwel grijze waterstof.
Hoewel de plannen nog niet heel concreet zijn, zien de partijen mogelijkheden voor enkele groene waterstoflocaties op 100 tot 200 megawattschaal in het havengebied rond 2025. Daarna denken de bedrijven en overheden een drietal kickstartlocaties, bij Zeeland Refinery, Sloe en Rodenhuize, op te schalen naar gigawattschaal in 2030.
Rekensom
Als alle plannen doorgaan, is er in 2030 9.365 megawatt aan elektrolysecapaciteit beschikbaar (zie kader). Een één megawatt elektrolyzer produceert zo’n twintig kilo of 200 kuub waterstof per uur. Dat zou betekenen dat alle elektrolyzers samen 187.300 kilo groene waterstof per uur kunnen produceren.
Provincie Project Capaciteit in 2030
Groningen NortH2 4000 MW
Groningen Djewels 60 MW
Groningen HyNetherlands 100 MW
Noord-Holland H2ermes 100 MW
Noord-Holland Hemweg Hub Amsterdam 100 MW
Zuid-Holland Conversiepark 2e Maasvlakte 2000 MW
Zeeland Hydrogen Delta 3000 MW
Totaal 9360 MW
De volgende vraag is hoeveel uren de elektrolyzers daadwerkelijk kunnen produceren. Zoals het er nu naar uitziet is het offshore windvermogen in 2030 krap elf gigawatt. De tijd dat een windturbine echt produceert, noemt men de capaciteitsfactor. Die wordt nu op zo’n 34 procent geschat. Dus van de 8760 uren per jaar, produceren de parken maar 2.978 uur.
Als alle stroom van windparken in 2030 wordt omgezet in groene waterstof, wat op zich al een utopie is, levert dat 6,1 megaton op. Dat is echter met de huidige capaciteit niet mogelijk. De geschatte capaciteit in 2030 zal slechts 187.300 kilo x 2978 = 5557.779.400 kilo, oftewel ongeveer een halve megaton groene waterstof produceren. Ter vergelijking: de Nederlandse industrie gebruikt momenteel jaarlijks anderhalf megaton grijze waterstof, onder andere als grondstof voor de productie van ammoniak en voor de ontzwaveling van transportbrandstoffen.
Flexcapaciteit
Omdat de Nederlandse overheid het fossiele gasgebruik wil afbouwen, kijkt zowel de industrie als de gebouwde omgeving en de transportsector naar elektrificatie. Dat betekent dat het stroomverbruik in de toekomst alleen nog maar zal toenemen. Maar in die ontwikkeling zit gelijk de uitdaging dat de dagelijkse fluctuaties en seizoenschommelingen van wind- en zonne-energie op een of andere manier moeten worden opgevangen. En daar kan groene waterstof een goede rol in spelen. In de overwegingen van bedrijven en de overheid om te investeren in elektrolysecapaciteit voor de productie van waterstof zal de kwantiteit dan ook minder een rol spelen dan de leverings- en voorzieningszekerheid.
Dossier waterstof
Waterstof staat volop in de belangstelling. In de digitale uitgave van Industrielinqs Magazine die eind augustus uitkomt gaan we daarom uitgebreider in op de actuele ontwikkelingen rond waterstof. Verschillende onderwerpen komen dan aan bod:
Battle for the elektrolyzer
Een groot deel van de kosten van waterstof hangen samen met de kosten van elektrolyzers. Die kosten zouden omlaag moeten gaan door grootschalige productie en door innovatie. Welke partijen spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van alkaline- en PEM-elektrolyzers? En is er ruimte voor Nederlandse partijen in die markt? Welke partijen zijn dat, wat doen ze en wat hebben ze nodig om te groeien? FME en TNO zien in ieder geval genoeg kansen.
De Europese waterstofbackbone
Plannen voor een waterstofbackbone in Nederland en Europa krijgen steeds meer vorm. Daarbij speelt ook Gasunie een grote rol. Hoe zien die plannen eruit en wat is er nog nodig? En waarmee concurreert zo’n waterstofleiding? Halen we per schip straks ook waterstof of ammoniak uit Chili of Australië? Havenbedrijf Rotterdam zoekt alvast samenwerking met verre oorden. Of komt dit dichterbij uit Portugal, Spanje of Marokko?
Ruim baan voor blauwe waterstof
Met de toezegging van twee miljard euro subsidie voor het Porthos CCS-project, maakt de Nederlandse overheid de weg vrij voor grootschalige blauwe waterstof. Wat betekent deze investering voor het tijdspad van Porthos ( initiatief van Shell, Exxon, Gasunie, Air Liquide en Air Products)? En hoe staat het met de andere plannen voor CCS? In de Amsterdamse regio rondom Tata Steel liggen plannen klaar voor het Athos CCS-project. Waar komen de waterstoffabrieken te staan? En zijn er al voorbeelden in het buitenland van CCS (Noorwegen)?
Alternatieve routes
Naast blauwe waterstof werken bedrijven ook toe naar groene en turquoise waterstof, of zelfs waterstof dat wordt gemaakt uit afval. De kosten daarvan zijn vooralsnog hoger. Welke factoren spelen een rol bij kostenreductie? Zijn dat alleen technische factoren of zijn er meer mogelijkheden om de kosten te verlagen of te beheersen?
Jan van Dinther van Siemens is onlangs uitgeroepen tot Jong Haventalent 2021. Een jaar lang is hij de ambassadeur en het rolmodel voor jong talent in de haven van Rotterdam. Hij wil concrete energietransitie-projecten in de haven zichtbaar maken en jongeren helpen de juiste studie te kiezen om daaraan bij te kunnen dragen in de toekomst. Volgens hem kunnen jongeren met hun digitale vaardigheden en brutaliteit een grote bijdrage leveren aan de energietransitie.
Jan van Dinther (26 jaar) is energy transition developer bij Siemens. ‘De energietransitie is een heel complex vraagstuk. Daarom vind ik mijn vak ook erg interessant. Ik maak softwaremodellen die kunnen helpen bij allerlei problemen in de energietransitie. Complexe problemen kun je nabouwen in de vorm van een simulatiemodel. Aan de hand van zo’n model, kun je besluitvormers beter inzicht geven in wat het probleem is, waar de pijnpunten van een dilemma liggen en assisteren om betere oplossing te bedenken. In simulatiemodellen kun je spelen zonder dat je de echte wereld beïnvloedt.’ Denk bijvoorbeeld aan een digital twin. Dat is niet alleen de exacte kopie waar een bedrijf zijn operatie op kan managen. Maar je kunt daarin ook kijken naar de toekomst en onderzoeken wat bepaalde maatregelen voor invloed op jouw systeem hebben.
Investeren of niet?
Van Dinther is momenteel betrokken bij het Gridmaster-project. Een project waarbij met behulp van een simulatiemodel wordt gekeken naar investeringen in de energie-infrastructuur in de Rotterdamse haven (zie ook kader). ‘Netbeheerders leveren daar modellen voor aan’, legt Van Dinther uit. ‘Die koppelen wij aan modellen van de industrie. Met Gridmaster kijken wij wat de operatie van de industrie voor effect heeft op de infrastructuur.’

‘Als je jongeren wat laat bouwen, denken ze misschien verder dan management kan of durft.’
Jan van Dinther, energy transition developer Siemens en Jong Haventalent 2021
En dat is uitdagend. Hoe de industrie opereert, kan namelijk nogal verschillen nu en in de toekomst. Van Dinther: ‘Er spelen heel veel factoren mee. In het Gridmaster-model kunnen we met algoritmes en slimme analysestappen veel verschillende scenario’s opstellen en doorrekenen die zich kunnen afspelen in de onzekere toekomst. Aan de hand van de door Gridmaster verkregen inzichten kunnen netbeheerders beter beslissen waar ze in investeren en waarin niet.’
Gridmaster
Het is een bekend kip-ei-probleem: netbeheerders en industrie wachten op elkaars plannen. Een consortium met partijen uit de energie-infrastructuurmarkt in de Rotterdamse haven heeft er een oplossing voor bedacht. Het consortium, Gridmaster genaamd, ontwikkelde een simulatiemodel waarin verschillende (toekomst)scenario’s kunnen worden geanalyseerd. Het project duurt tien maanden.
De zogenoemde Gridmaster-methode moet leiden tot kansrijke investeringsplannen voor de energie-infrastructuur in de Rotterdamse haven. Denk hierbij aan aardgas, waterstof en elektriciteit. De Gridmaster-methode bestaat uit een adaptief simulatiemodel van het energiesysteem van de Rotterdamse haven waarmee de prestaties van investeringsplannen voor grote hoeveelheden verschillende (toekomst)scenario’s kunnen worden geanalyseerd. Met dit zogenaamde stresstesten krijgt het consortium inzicht in de toekomstbestendigheid van een investering over bijvoorbeeld tien of dertig jaar.
Bij de Gridmaster-methode wordt het integrale energiesysteem voor de komende decennia (2020–2050) in een computermodel omgezet. Alle instrumenten, modellen en resultaten die in het kader van het project worden gecreëerd, worden openbaar gemaakt. Omdat het integrale energiesysteem in één gedigitaliseerd model is ondergebracht, biedt dit veel onderzoeksmogelijkheden naar investeringen in andere delen van het energiesysteem, zoals de landelijke infrastructuur. Daar spelen vergelijkbare uitdagingen rond investeringen onder grote onzekerheid.
Aantrekkelijk
Ook kunnen netbeheerders zien onder welke omstandigheden een investering een goed idee is. Zo kunnen ze bijvoorbeeld zien dat als er ontwikkeling a, b of c gaande is in de waterstofeconomie, ze rekening moeten houden met investering x, y, of z. Van Dinther: ‘Die signalen kun je uit het simulatiemodel halen die je dan vervolgens ook in het echt gaat monitoren en opvangen. Dat maakt het adaptief.’
Dit soort projecten zijn volgens Van Dinther een goed voorbeeld van digitalisering in de energietransitie en aantrekkelijk voor jongeren. ‘Ik ben ervan overtuigd dat jongeren graag een maatschappelijke bijdrage willen leveren. De energietransitie is natuurlijk een mooie kans dat te doen. Maar vaak weten ze niet wat ze kunnen doen, hoe ze dat kunnen doen en wat ze ervoor moeten kunnen.’

Als Jong Haventalent wil hij jongeren inspireren om voor een studie te kiezen waarmee ze kunnen bijdragen aan de energietransitie. Dat doet hij door in gesprek te gaan met opleidingen en jongeren zelf. Hij wil hen inspireren door concrete projecten te laten zien (zie kader op de volgende pagina). ‘Hierdoor kun je jongeren iets specifieker laten nadenken over wat ze kunnen gaan doen. Zo kun je wat meer richting geven over studies die daarbij horen op mbo, hbo of de universiteit.’
Brutaliteit
Van Dinther denkt ook dat de digitale vaardigheden en brutaliteit van jongeren een grote bijdrage kunnen leveren aan de energietransitie. ‘Jongeren groeien anders op dan het meeste senior management is opgegroeid. Het is vanzelfsprekend dat ze digitale vaardigheden hebben. Bepaalde concepten zien ze makkelijker voor zich. Als je hen wat laat bouwen, denken ze misschien verder dan management kan of durft. Met brutaliteit van jongeren bedoel ik dat je niet altijd de huidige status quo volgt. Brutaliteit is ook hoe je nadenkt over het nemen van risico’s. Je hoort nu vaak dat er een onrendabele top is en de vraag hoe de overheid dat op gaat lossen. Maar bij innovatie hoort het om durfkapitaal in te zetten. Dat is in Nederland nog relatief schaars.’
Het jonge haventalent denkt dat jongeren kunnen helpen om projecten op te durven starten zonder dat precies bekend is hoe ze gaan eindigen. ‘Puur omdat we technologisch vooruit willen. Ik denk dat we van sommige energietransitieprojecten nooit helemaal gaan bewijzen dat de businesscase rond is totdat we het een aantal keer hebben geprobeerd.’
Voorbeeldprojecten
Jan van Dinther inspireert jongeren graag voor studies die kunnen bijdragen aan de energietransitie door over projecten in de haven van Rotterdam te vertellen waar Siemens bij is betrokken. Volgens hem zouden bedrijven echter zelf ook meer aan jongeren kunnen vertellen wat ze doen en hoe er bij hun gewerkt kan worden aan de energietransitie.
Walstroom
Een van de projecten waar Van Dinther over vertelt, is walstroom voor de grootste kraanschepen ter wereld. Hierdoor hoeven deze schepen hun motor niet meer te laten draaien. Wat geluidsoverlast en CO2-uitstoot scheelt. Dieselgeneratoren die normaal gesproken aan staan om een schip van elektriciteit te voorzien, kunnen door de walstroom aansluiting uitgeschakeld blijven.
Locomotive workshop Rotterdam
Locomotive Workshop Rotterdam (LWR) op de Tweede Maasvlakte is een hypermoderne werkplaats voor het onderhoud aan elektrische locomotieven. Het is onderdeel van een Europees netwerk van onderhoudswerkplaatsen. Rotterdam is als grootste zeehaven van Europa de logistieke toegangspoort tot het Europese spoorwegennet. De komst van LWR maakt het voor exploitanten van goederentreindiensten aantrekkelijker meer goederen over het spoor te vervoeren van en naar de Rotterdamse haven.
Gemaal van de toekomst
In Prinsenland is een gemaal omgebouwd tot het ‘Gemaal van de Toekomst’. Naast schone energieopwekking kunnen de prestaties van het gemaal real time worden gemonitord en geoptimaliseerd. De ombouw reduceert het energieverbruik en de CO2-uitstoot. Zuinige motoren, slimme pompen, zonnepanelen, duurzame verlichting en groene daken dragen hieraan bij. Dit pilotproject is ook een voorbereiding op de gevolgen van de klimaatverandering. Extremere perioden van neerslag, hitte, droogte en overstroming maken het uitdagender de waterhuishouding op orde te houden.
Het klimaat en de energietransitie staan hoog op de politieke kalender. Dan mag je verwachten dat de kieslijsten voor de aanstaande parlementsverkiezingen daar enigszins op zijn ingericht. Maar zoals altijd rijst de vraag: Waar zijn de bèta’s?
Het is een bijzondere anekdote. Enkele jaren geleden, toen hij nog politiek leider was van de PvdA, gaf Diederik Samsom in de Tweede Kamer een bloemlezing over innovatie. Tijdens de Algemene Beschouwingen nog wel. Hij vertelde over zijn bezoeken aan drie technostarters, waaronder Flowid. Dit bedrijfje ontwikkelt de Spinning Disc. Een chemische reactor die op een keukentafel past en de reactie van processen versnelt met een roterende schijf. Op die manier worden grondstoffen sneller gemengd en versnelt de reactie. Even simpel uitgelegd. Van huis uit natuurkundige Samsom moest de voorbeelden in de Kamer vast ook simplificeren. Want op veel kennis van thermodynamica, de verschillen tussen gelijk- en wisselstroom en meer mocht hij – haast vanzelfsprekend – niet rekenen.
Camera
Inmiddels zit Diederik Samsom op een van de belangrijkste plekken van Europa, als het gaat om energietransitie. En hij zit daar prima, als rechterhand van Eurocommissaris Frans Timmermans. Dat blijkt ook wel tijdens interviews, zoals recent in het managementblad Petrochem. Daarin laat hij doorschemeren dat er in Den Haag daadwerkelijk een gebrek aan kennis is, als het gaat om bijvoorbeeld technologieontwikkeling. Niet onbelangrijk als het klimaat en de energie- en grondstoffentransitie hoog op de politieke agenda staan.
Bovendien stelt hij impliciet dat de nationale politieke cultuur en gebruiken degelijk werk regelmatig in de weg staan. Samsom: ‘In en rond de Europese Commissie wemelt het van de expertise. Daar was ik echt positief door verrast. Met Den Haag is er nog een ander verschil. Afwezigheid van hijgerigheid maakt het een stuk gemakkelijker om gestaag door te werken en goed werk te leveren. Ik hoef niet meer constant over mijn schouder te kijken of ergens een been is uitgestoken of een camera is opgesteld.’
Thoriumcentrale
Het is duidelijk. In de politiek worden niet altijd keuzes gemaakt op grond van inhoudelijke kennis en het beoordelend vermogen van de politici. Dat kan ook niet. Er zijn te veel onderwerpen en honderdvijftig mensen in de Tweede Kamer en enkele tientallen in het kabinet kunnen dat ook niet allemaal behappen. In ieder geval niet en detail. Natuurlijk krijgen zij steun van assistenten, de Eerste Kamer en bijvoorbeeld adviesraden. Maar ook die bieden niet altijd een consistente koers.
Zonder de hele discussie over bijvoorbeeld biomassa op te rakelen, laat die zien dat hoog aangeschreven adviseurs hun mening ook regelmatig bijstellen. Waarbij hun visie niet alleen wordt gevormd door nieuwe inzichten en feiten. Maatschappelijke druk en een verscheidenheid van belangen spelen ook mee. De boventoon in die discussies wordt niet altijd gevoerd door de echte experts.
Dat speelt ook mee tijdens verkiezingen. De verkiezings
programma’s komen deels tot stand in een mengeling van vooringenomen proposities, de strijd om de gunst van de kiezer en dus interessant klinkende beloftes. En natuurlijk ook enige kennis van zaken. Een silver bullet lijkt echter niet te bestaan. Daarom lijken de vooringenomen proposities en de gunst van de kiezer vaak leidend. De VVD wil stokpaardje kernenergie weer op de agenda, D66 spreekt over 6.000 windmolens van 10 megawatt op zee en Forum voor Democratie wil een thoriumcentrale, zonder enig proof of concept.
Negatieve emissies
Het is natuurlijk de vraag of de transitie is gebaat bij een discussie over de middelen. Veel ideeën die politiek tegen elkaar worden uitgespeeld kunnen wellicht naast elkaar bestaan en elkaar zelfs versterken. Bij transitie gaat het eerder om de uiteindelijke doelen en niet over vooringenomen voorkeuren voor middelen. Waterstof, offshore wind, geothermie, circulaire ketens, zonne-energie, biogebaseerde grondstoffen, CCS en veel meer staan niet op zichzelf, maar kunnen samen een mooie puzzel vormen. Dat idee leeft steeds meer bij deskundigen uit en rondom de industrie en energiesector. Daar komen termen als systeemintegratie en holistische benadering op, om niet uit te sluiten, maar juist te verbinden. Geen dogmatiek, maar technologie-agnosticisme. Geen absolute zekerheden vooraf, maar elke moment bekijken welke oplossingen de gewenste transitie dan verder brengen.
Daarbij rijst de vraag of we de belangrijkste keuzes in de energietransitie wel aan de politiek moeten overlaten. Moet er in Nederland niet een energie- en grondstoffencommissaris komen, die minder afhankelijk is van de waan van de dag en de relatieve korte termijnen van regerende coalities?
Het lijkt erop dat Diederik Samsom een dergelijke positie in Europa bekleedt. Misschien niet voor een langere termijn, maar wel weg van de waan van de dag. En vooral ook weg van vooringenomen proposities. Zou hij als partijpoliticus van de PvdA het afvangen en opslaan van CO2 in lege gasvelden hebben toegejuicht? Vanuit zijn huidige positie denkt hij dat we niet zonder dergelijke vormen van negatieve emissies kunnen, willen we de doelstellingen van Parijs halen.
Net-wel-net-niet-positie
Staat een VVD-er met inhoudelijke kennis over energietransitie eigenlijk niet veel dichter bij de ideeën van Samsom dan de partijlijnen van de liberalen en de sociaaldemocraten doen vermoeden? De meeste experts zullen namelijk voorzichtig zijn met het uitsluiten van oplossingen. Ze zullen meer van het systeem uitgaan, dan van de afzonderlijke middelen. Dat is complexer dan enkele keuzes in verkiezingsprogramma’s. Het lijkt daarom wellicht een goed idee dat de schaarse technische deskundigen binnen de verschillende nieuwe fracties, elkaar na half maart op gaan zoeken.
Om te identificeren waar de deskundigheid zit, heeft onder andere de VNCI de kieslijsten geanalyseerd. Een belangrijke conclusie: er staan weinig echte bèta’s op de lijst. En helemaal als je naar de kansrijke posities kijkt. Met een beetje geluk kunnen ongeveer twaalf kandidaten met een min of meer bèta-opleiding straks op het pluche terecht komen. Maar dat kunnen er ook beduidend minder zijn, omdat verschillenden op een net-wel-net-niet-positie zitten. Dus meer dan acht procent van het totale aantal Kamerleden zal het niet worden…
Complexiteit
Een zekerheidje lijkt Joris Thijssen. Na het vertrek van Lodewijk Asscher de nummer zes van de PvdA. Hij studeerde lucht- en ruimtevaart aan de TU Delft en komt van Greenpeace Nederland, waar hij tot afgelopen december directeur was. Daar is alvast een parallel te trekken met Samsom, die voor zijn politieke carrière ook bij Greenpeace vandaan kwam en aan de TU Delft studeerde. Ook VVD-er Peter de Groot is net als Thijssen nagenoeg zeker van een zetel. Hij studeerde onder meer aan de TU Delft en deed ook bij Instituut Clingendael onderzoek naar de oliereserves van Opec. Hij staat op nummer 24 bij de VVD.

Plant Manager of the Year 2019 Marinus Tabak (VVD) tijdens het verkiezingsdebat van de VNCI en VNPI, 26 januari.
Minder zeker is de positie van Marinus Tabak. De Plant Manager of the Year 2019 staat op nummer 41. Volgens de peilingen van half februari komt hij er dan net direct in. Bij regeringsdeelname van de VVD stijgen zijn kansen. En gezien zijn bekendheid in de industrie en ook in Noord-Nederland is een plaats op basis van voorkeursstemmen ook niet uitgesloten. De plantmanager van de RWE-energiecentrale van de Eemshaven heeft een internationale energie-opleiding gedaan en kent de complexiteit van de energietransitie van zeer dichtbij.
Boven de materie
Opvallende naam op de CDA-lijst – en in een vergelijkbare positie als Tabak – is Henri Bontenbal. Nummer 18 op de lijst. Ook hij is werkzaam in de energiesector, op de afdeling Strategie van netbeheerder Stedin. Ook is Bontenbal fellow bij het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Hij is ook al een tijdje zichtbaarder bij een grote groep van mensen die de energietransitie volgen. Bontenbal is onder andere columnist bij RTL-Z. Hij studeerde natuurkunde aan de Universiteit Leiden.
Raoul Boucke, de nummer tien van D66, lijkt meer marge te hebben. Momenteel staat die partij op ongeveer veertien zetels in de peilingen. Hij is een van de twee chemisch technologen op de lijst en studeerde aan de TU Delft. Hij is momenteel nog afdelingshoofd Duurzaamheid en Netwerkkwaliteit luchtvaart bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
De andere chemisch technoloog is Ellen Verkoelen. Zij is de nummer drie van 50PLUS. Daarmee lijkt zij het niet te redden. Al een tijdje komt deze fractie niet boven de twee zetels uit in de peilingen. Het is de vraag of 50PLUS überhaupt de kamer haalt. Ook voor Eppo Bruins van de Christen Unie wordt het kielekiele. Hij staat nummer zeven, terwijl de peilingen dat als maximum zien. Zes zetels voor de CU lijkt realistischer. Bruins studeerde experimentele natuurkunde. In een biografie stelt hij: ‘Ik ben een echte bèta. Die zie je niet zo vaak in de Kamer. Dat bètatalent wil ik inzetten. Ik ben bedreven in cijfers, maar doorzie daardoor ook andere structuren en systemen. Zo kun je soms even ‘boven de materie vliegen’ om vast te stellen wat er aan de hand is.’ Een interessant inzicht…
Openingsfoto: Henri Bontenbal (CDA) tijdens het verkiezingsdebat van de VNCI en de VNPI op 26 januari.
Wetsus promovendus Thomas Wagner onderzocht hoe DOW Terneuzen het spuiwater uit zijn koeltorens kan reinigen. Een combinatie van planten en sediment met aerobe en anaerobe bacteriën in een aangelegd moeras verwijdert corrosieremmers, biociden en fosfonaten.
Water Nexus is een NWO-TTW programma gericht op het vinden van oplossingen voor zoetwatertekorten. Promovendus Thomas Wagner onderzoekt voor dit programma het gebruik van aangelegde wetlands om chemicaliën uit industrieel afvalwater te verwijderen.
Wagner richt zich specifiek op het reinigen van water uit industriële koeltorens. Om corrosie, overmatige bacteriële groei en afzetting van calciumzouten in het koelsysteem te voorkomen, voegt DOW corrosieremmers toe. Maar ook biociden, zoals glutaraldehyde en fosfonaten als antikalkmiddel. Het ontzilten van dit koelwater voor hergebruik vereist daarom een voorbehandeling. Daarbij moeten deze chemicaliën eerst worden verwijderd. Geconstrueerde wetlands kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.
Verschillende ontwerpen
Wagner richt zich op verschillende verwijderingsmechanismen van chemicaliën die aanwezig zijn in zijn industriële watermix, waarbij hij het echte industriële koelwater nabootst. Het bevat een mengsel van verschillende zouten, nitraat, fosfaat en de corrosie-inhibitor benzotriazool. De verwijdering van chemicaliën kan het gevolg zijn van adsorptie aan het sediment, microbiologische afbraak in het sediment, of opname en afbraak door de planten.
Daarnaast kijkt hij naar verschillende geconstrueerde wetlandontwerpen om het meest optimale systeem voor het reinigen van zijn watermix te achterhalen. ‘We bestuderen zowel horizontale als verticale waterstromen door de sedimenten’, legt hij uit. Bij het verticale stromingsontwerp beweegt het water van het oppervlak door het sediment en neemt het meer zuurstof op dan bij het horizontale stromingsontwerp.
Bacteriën
Dit verschil in zuurstofgehalte beïnvloedt ook de activiteit van verschillende bacteriën en daarmee de afbraak van verschillende chemicaliën. Zo is bijvoorbeeld adsorptie aan het sediment het belangrijkste verwijderingsmechanisme voor benzotriazool. Maar door de zuurstof die aanwezig is in een verticaal stromingssysteem, dragen aërobe bacteriën bij aan de verwijdering van deze verbinding, wat resulteert in een algemeen betere prestatie om benzotriazool te verwijderen.
Nitraat wordt daarentegen efficiënter verwijderd in het meer anaerobe horizontale systeem, waar anaerobe bacteriën actief zijn. Een andere belangrijke factor voor een efficiënte chemische verwijdering is de temperatuur. Wagner: ‘Lagere temperaturen kunnen leiden tot lagere verwijderingssnelheden als gevolg van een lagere microbiële activiteit. Bovendien nemen planten die in de late herfst afsterven geen verontreinigingen meer op en leveren ze geen zuurstof meer aan het aangelegde moerasland.
Biociden
Naast de aanwezige zuurstof en de omgevingstemperatuur kunnen ook biociden in koelwater, zoals glutaraldehyde, een op formaldehyde lijkende verbinding, invloed hebben op de reinigende werking van het aangelegde moerasland. Een extra complicerende factor hierbij is de gedeeltelijke afbraak van dergelijke biociden, met als gevolg de vorming van volledig nieuwe verbindingen met andere toxische eigenschappen. Dit kan gevolgen hebben voor de goede reinigingsfunctie van het systeem. Daarom richt Wagner zich ook op de invloed van deze biociden op de chemische verwijderingsgraad.
‘In theorie kunnen deze giftige verbindingen de biologische afbraak vertragen, maar onze experimenten toonden aan dat de laagste concentraties die in koeltorens worden gebruikt, 5 microgram per liter, geen effecten aan het licht brachten’, aldus Wagner. Als we een effect vinden bij hogere concentraties, moeten we misschien een extra biocideverwijderingsstap opnemen of een biocide vinden met minder impact op onze geconstrueerde wetlands.
Natuurlijk uiterlijk
Ondanks enkele uitdagingen is Wagner ervan overtuigd dat aangelegde wetlands een belangrijke rol kunnen spelen bij de voorbehandeling van industrieel koelwater, vóór de laatste ontziltingsstap. Afhankelijk van de te verwijderen verbindingen is het mogelijk om een op maat gemaakt wetlandontwerp te maken, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan de afbraak van specifieke verbindingen. Zo is bijvoorbeeld fosfaat efficiënter te verwijderen door het sediment te mengen met beter absorberende stoffen. Aluminiumslib, restmateriaal uit de drinkwaterindustrie, is een potentieel goede kandidaat. Maar ook de bacteriepopulaties, die verantwoordelijk zijn voor de afbraak van verschillende verbindingen, kunnen worden gemanipuleerd: aerobe bacteriën kunnen worden bevorderd door beluchting van het systeem met behulp van luchtpompen. Dit kan leiden tot een betere afbraak van bijvoorbeeld benzotriazool.
Wagner promoveerde 25 maart op het onderwerp: Removal and transformation of conditioning chemicals in constructed wetlands treating cooling tower water
Evides Industriewater en Huntsman hebben de afgelopen twee jaar gewerkt aan de realisatie van een warmtekoppeling die medio mei officieel is geopend. De nieuwe warmteleiding stelt Evides in staat de overtollige warmte van Huntsman te gebruiken voor het opwarmen van demiwater. Hiermee bespaart het Botlekgebied 15.000 ton CO2 per jaar.
Evides Waterbedrijf levert drinkwater aan 2,5 miljoen consumenten en bedrijven in Zuidwest-Nederland en biedt daarnaast industriewaterdiensten aan diverse industriële klanten. Vanuit de demiwaterfabriek Botlek wordt demiwater geleverd aan verschillende (petro)chemische bedrijven in het Botlek-Europoort gebied. Per uur is dat zo’n 1.400 vierkante meter via een speciaal hiervoor aangelegd demiwaterleidingnet. Huntsman Corporation produceert en levert gedifferentieerde chemicaliën aan fabrikanten die een breed scala aan eindmarkten van producenten en consumenten bedienen. Bij de productie komt restwarmte vrij die tot op heden werd afgestoten aan de lucht.
Besparing CO2
Het idee om warmte uit te wisselen ontstond in gesprekken tussen medewerkers van de twee bedrijven. Max van der Meer van Huntsman vertelt: ‘Evides gebruikt stoom om haar water op te warmen. In plaats van de warmte uit te stoten naar de lucht, kunnen we zorgen dat Evides dit gebruikt voor het opwarmingsproces. Dus over de hekken van de twee bedrijven heen ontstond het idee om een warmtekoppeling te realiseren.’
Dankzij deze warmtekoppeling kan Evides de overtollige warmte van Huntsman benutten voor het opwarmen van gedemineraliseerd water. Dit demiwater is vrij van mineralen, heeft een lage geleidbaarheid en wordt vooral gebruikt bij de productie van hogedrukstoom. Evides levert het warmere demiwater aan een groot aantal bedrijven in de Botlek. Dit initiatief heeft een substantiële besparing van de inzet van fossiele brandstoffen bewerkstelligd. Bovendien wordt jaarlijks 15.000 ton CO2 bespaard. Deze besparing staat gelijk aan de CO2 uitstoot van 1875 gezinnen door energieverbruik in huis en aan vervoer.
Daden
De warmtekoppeling kwam tot stand met steun van gemeente Rotterdam, het Ministerie van Economische Zaken en Deltalinqs. Deltalinqs behartigt als ondernemersorganisatie de gezamenlijke belangen van de haven- en industriële ondernemingen in de Mainport Rotterdam. Alice Krekt, programmadirecteur Deltalinqs Energy Forum (DEF): ‘We juichen dit soort initiatieven toe. Dit project is een prachtig voorbeeld van publiek-private samenwerking naar een duurzame haven. Ik hoop dat dit andere partijen inspireert om ook hiermee aan de slag te gaan.’
Dat de warmtekoppeling daadwerkelijk gerealiseerd zou worden, was geen vanzelfsprekendheid. Wethouder Pex Langenberg van de gemeente Rotterdam die aanwezig was bij de officiële opening benadrukte dat er genoeg redenen zijn om het niet te doen. ‘De bedrijven hebben het niet gedaan om er economisch beter van te worden. Uiteindelijk is ja gezegd tegen dit plan vanwege de verduurzaming. Twee partijen die vanuit menselijk oogpunt knopen hebben doorgehakt. Geen woorden maar daden’, vertelt de wethouder die hiermee en passant nog even benoemt hoe trots hij is op die andere grootse prestatie die onlangs is geleverd binnen de grenzen van zijn gemeente.

Uitwisseling
Evides’ DWP (demiwaterplant) in het Rotterdam Botlek gebied – locatie Huntsman Rozenburg – is Nederlands grootste demiwater installatie. De installatie haalt water uit het nabijgelegen Brielse Meer. Jan Robert Huisman, directeur Evides Industriewater: ‘In de wintermaanden wordt stoom ingezet om het innamewater te verwarmen om het zuiveringsproces optimaal te laten verlopen. Nu gebruiken we de restwarmte van Huntsman die wordt opgepakt uit de warmtewisselaar.’ In de zomerperiode zorgt het water voor extra koeling ten behoeve van Huntsman. Warmte-uitwisseling tussen bedrijven is een effectieve manier om energieverbruik omlaag te brengen. Van de besparing van de inzet van fossiele brandstoffen en de CO2-emissiereductie die hiermee wordt bewerkstelligd profiteren ook de afnemers van het verwarmde demiwater. Huisman: ‘Verduurzaming en kostenbesparing gaan hier hand in hand. Niet alleen Huntsman en Evides, maar ook onze klanten profiteren hiervan.’
Infrastructuur
Partijen die dit initiatief hebben gesteund, hopen dat andere bedrijven dit voorbeeld volgen. Volgens Max van der Meer zijn er nog wel een aantal voorwaarden waar aan moet worden voldaan: ‘De industrie moet worden gevoed met goede mensen met briljante ideeën. Met elkaar moeten we ervoor zorgen dat er voldoende aanwas is vanuit scholen en universiteiten. Daarnaast moeten we mensen de mogelijkheden geven om plannen te ontwikkelen. En voor de overheid ligt er een schone taak om te zorgen dat de infrastructuur wordt aangepast.’
Uit het verhaal van Maike Akkers van de Port of Rotterdam blijkt dat er de komende jaren echt iets gaat gebeuren op het gebied van warmtetransport. ‘Alleen havenwarmte is al voldoende voor het verwarmen van ruim 50.000 huishoudens.’ Om dit te bereiken is het nodig om warmtenetten aan te leggen die restwarmte uit het havengebied transporteren naar het kassencomplex van het Westland, maar ook naar woningen in bijvoorbeeld Den Haag, Delft en Rotterdam. Deze zogenoemde Warmterotonde moet in 2020 woningen en andere gebouwen en glastuinbouw in de provincie Zuid-Holland voorzien van warmte. Shell Pernis is inmiddels gestart met de bouw van de installatie voor dit restwarmteproject.
Pathema heeft met haar Industrial Vortex Generator (IVG-C) de verkiezing Water Innovator of the Year 2017 gewonnen. De jury was onder de indruk van de technologie die zich inmiddels in de praktijk bewezen heeft en die een hoge impact kan hebben op het chemicaliënverbruik in de waterbehandeling. Directeur Mark Boeren ziet inmiddels de orderportefeuille groeien van de baanbrekende technologie.
Pathema ontwikkelde acht jaar geleden het Industrial Vortex Generator (IVG-C) CoolWater systeem oorspronkelijk voor de behandeling van dweilwater voor ijsbanen. Paul en Mark Boeren zochten een oplossing voor de aanwezigheid van gassen in water. Die gassen zorgden ervoor dat het water minder goed uitvloeide op de ijsbanen en een hogere energielasten van de koude-installatie. Normaal gesproken werd dat probleem opgelost door warm water van tussen de zestig en tachtig graden Celsius te gebruiken, maar de oplossing van Pathema bood een energiezuinig alternatief. ‘De beroemde Zamboni dweilmachines brengen dweilwater met een hoge temperatuur op de baan aan en dat hete water wordt vervolgens ingevroren’, zegt Mark Boeren. ‘Er gaat dus niet alleen energie verloren in het opwarmen van het dweilwater, maar daarna werken de koelcompressoren van de ijsbaan ook nog eens extra hard om ijs te maken van het warme water. Wij pikten het idee op dat er een energiezuinige manier zou moeten zijn om het water te ontgassen. Dat bleek inderdaad het geval en samen met een Zweedse partner ontwikkelden wij de zogenaamde Realice technologie die al gebruik maakte van de Vortex generator. Die laatste bouwt op mechanische wijze een driedimensionale draaikolk op waarin gassen door middel van een vacuüm onttrokken worden en zo verdwijnen. Het systeem verlaagde bovendien de viscositeit van het water, waardoor het ook onder lage temperaturen goed uitvloeide.
Aragoniet
Nu zijn ijsbanen niet heel dik bezaaid in de Benelux en de businesscase voor Pathema werd ongunstig toen tachtig procent van de banen vervolgens het Realice systeem gebruikte. Totdat een beheerder van een ijsbaan erachter kwam dat de warmtewisselaar in de verdampingscondensor die de Realice-technologie gebruikte wel heel schoon was. ‘De kalk bleef op de bodem van de koeltoren liggen en men kon het er zo uitscheppen’, verklaart Boeren. Wij onderzochten wat er gebeurde met dat kalk en het bleek dat doordat kooldioxide aan het water wordt onttrokken aanwezige calcium-ionen worden omgezet in kalkkristallen, ofwel calciumcarbonaat. De gevormde kalkkristallen, Aragoniet, kunnen zich niet aan de oppervlakte van een warmte wisselende delen hechten. Wij hadden dus min of meer bij toeval een chemicaliënvrije manier gevonden om kalkaanslag te voorkomen in watersystemen.’
In 2010 zocht Boeren dan ook een launching customer die de technologie in de praktijk wilde testen. ‘De testen waren succesvol en wij dachten dan ook overspoeld te worden met aanvragen. Niets bleek minder waar. De partijen waar onze nieuwe klanten normaal mee spraken, waren gerenommeerde waterbehandelingsbedrijven die met name chemicaliën verkochten om kalkaanslag, corrosie en legionella te voorkomen. Die zaten niet te wachten op een technologie die hun businesscase onderuit haalde.’
Praktijktesten
Gelukkig zag kennis- en onderzoeksinstituut van de procesindustrie ISPT (Institute for Sustainable Process Technology), wel heil in de Vortex-technologie en samen zochten de partijen opnieuw een bedrijf waar zij de werking van de technologie in de praktijk konden bewijzen. Dat bedrijf werd Heineken in Den Bosch, waar werd afgesproken om éénderde van de koeltorens met de technologie van Pathema, volledig chemicaliënvrij, te testen en tweederde op de traditionele manier te behandelen. Boeren: ‘Er zijn foto’s gemaakt en onafhankelijke testen uitgevoerd en het resultaat was nog beter dan wij hadden verwacht. Niet alleen nam de kalkaanslag aanzienlijk af, maar het afgeleide resultaat was dat ook het water- en energieverbruik afnam. Er hoefde namelijk minder water te worden gespuid.’
Opnieuw leek de weg vrij naar een succesvolle businesscase, maar toen diende zich de crisis aan. ‘Bedrijven wilden wel in onze energie- en waterbesparende techniek investeren, maar dan alleen als koudetechniek moest worden vervangen’, verklaart Boeren. ‘Bovendien worden in crisistijd de meeste vervangingsinvesteringen vooruitgeschoven. Het meeste succes hadden wij nog bij het MKB, waar wij een no cure no pay-overeenkomst aanboden. Bij deze wat kleinere partijen had je het voordeel dat je direct met de eigenaar sprak, die snel kon beslissen. Bij grotere partijen heeft koelwater niet altijd de prioriteit en de doorlooptijden zijn daarom veel langer.’
Maatwerk
In 2016 besloot Pathema het businessmodel uit te breiden en de IVG-C technologie ook te gaan verhuren. ‘Bedrijven zijn nog steeds terughoudend in investeringen in nieuwe technologie. Door de technologie te verhuren en daarbij ook de benodigde service te leveren, ontzorg je de klanten terwijl zij profiteren van twintig tot zestig procent lagere kosten voor hun koelinstallaties.’ Dat wil overigens niet zeggen dat Pathema standaardoplossingen verhuurt. ‘Iedere klant vraagt toch om maatwerk omdat geen enkel proces gelijk is en ook het voedingswater kan verschillen. Het maakt nogal uit of een bedrijf kraanwater, regenwater, grondwater of oppervlaktewater gebruikt. In sommige gevallen levert een chemievrije voorbehandeling van het (koel)water grote besparingen met zich mee. Gecombineerd met de Vortex-behandeling volgt overigens altijd nog een stap om ook de biologie in het water onschadelijk te maken, dat kan UV-C zijn, maar ook ultrasone golven of in sommige gevallen elektrolyse. Wij engineeren en bouwen alle installaties zelf en leveren onze klanten een kant en klaar, plug & play product in een skid. De toegepaste Hydrodynamische Vortex-cavitatie technologie voldoet uiteraard aan alle eisen van de onlangs vernieuwde ISSO 55.3 voor legionellapreventie in koeltorens’.
Ontzorgen
Inmiddels zijn er steeds meer klanten die overstag gaan. Zo gebruikt aardappelproducent Lamb Weston/Meijer al een tijdje de IVG-C, net als andere grote industriëlen. Andere typische bedrijfstakken die Pathema bedient zijn datacenters, de vrieslogistiek en de voedingsmiddelenindustrie. ‘Er zijn tot nog toe geen klanten afgehaakt en bestaande klanten breiden met onze technologie uit naar andere vestigingen’, zegt Boeren. ‘Dat bewijst wel dat de technologie werkt. Overigens groeit ons klantenportfolio nog veel harder in het buitenland. Met name in de zuidelijke Amerikaanse staten is water heel duur en dus doet men er alles aan om zoveel mogelijk water te besparen. Maar ook in eigen land ontstaat nu ook bij de grotere bedrijven belangstelling voor chemicaliënvrije koelwaterbehandeling. Iedereen verwacht namelijk dat de wet- en regelgeving hieromtrent steeds strenger zal worden.’
De lange weg die in 2009 is begonnen, lijkt nu tot een volwassen product te hebben geleid. ‘We zijn er vooral trots op dat wij maatwerk kunnen leveren’, concludeert Boeren. ‘Iedereen kan dozen schuiven, maar wij leveren een op maat gemaakt product en ontzorgen de klant compleet in exploitatie en onderhoud.’
Kalk
Het Calciumcarbonaat CaCO3 dat wordt gevormd in de Vortex Process Technology kristalliseert anders uit. Het Aragoniet kristal wordt gevormd als ook het Calciet kristal. Tijdens de vorming van het Calciumcarbonaat, door het onttrekken van CO2 gasbellen, voorkomen de krachten van de Vortex dat het Kristal zich hecht aan oppervlakten. In plaats daarvan blijft het kristal in suspensie in het water. De Aragoniet en Calciet culturen die ontstaan in de Vortex zorgen ervoor dat er nog meer Aragoniet kristallen vormen, wanneer er Calciumcarbonaat CaCO3 wordt gevormd in een later proces. De lengte van de Vortex, en daarmee de cavitatie-tunnel, bepaalt de hoeveelheid onttrekking van ongebonden gassen. Wanneer er meer kooldioxide CO2 gas door de Vortex onttrokken wordt vormt er meer Calciumcarbonaat van de polymorf Aragoniet.