Ik ben zeer voor diversiteit. Het doet me dan ook een deugd dat we bij onze evenementen en in onze bladen bijvoorbeeld steeds meer deskundige vrouwen aan het woord krijgen. Bij ons Watervisiecongres hadden we in het hoofdprogramma evenveel vrouwen als mannen aan tafel, mijzelf als witte man meegerekend. Hopelijk krijgen we daarnaast ook steeds meer kleur in de industrie en we hebben ons voorgenomen om nog meer op zoek te gaan naar jonge wijze mensen, om te interviewen.

Inclusiviteit en diversiteit heeft echter niet alleen met gender, kleur, leeftijd en afkomst te maken. Maar ook met variatie in kennis en inzichten. Standpunten worden immers ook bepaald door de positie die mensen innemen. Sta je buiten een gebouw, dan zie je wat anders dan wanneer je binnen loopt. Dat is zeer van invloed.

De industrie bestaat vooral uit – meestal witte, mannelijke – technici, die elkaar wel vinden in hoe de wereld is opgebouwd. Daar mag best wel wat meer verscheidenheid in komen. En misschien is dat ook al een tijdje gaande. Gezien ook de toenemende variatie in onze kolommen en bij onze evenementen.

Echter de wereld van alpha’s mag daarentegen wel een extra snufje logica van de bèta’s gebruiken. Neem bijvoorbeeld de politiek. Op de kieslijsten van de parlementsverkiezingen staan misschien twaalf mensen met een technische achtergrond die straks op het pluche terecht kunnen komen. Maximaal, want meer dan de helft staat op een net-wel-net-niet-positie op een lijst. Dus maximaal acht procent van de volksvertegenwoordigers straks is bèta. Zes procent is waarschijnlijker.

Het lijkt me sterk dat dat een goede afspiegeling is van de samenleving. Sowieso heeft meer dan een zesde van de werkende Nederlanders een technisch beroep, ongeveer 17 procent. Dus daar zit al een factor twee tot drie. Maar wat nog belangrijker is; klimaat en energietransitie staan hoog op de agenda. Een beetje meer bèta-inzicht kan dan geen kwaad. Dus mijn pleidooi: meer vrouwen in de industrie en meer bèta’s in de politiek. Lijkt me een prima deal!

Het klimaat en de energietransitie staan hoog op de politieke kalender. Dan mag je verwachten dat de kieslijsten voor de aanstaande parlementsverkiezingen daar enigszins op zijn ingericht. Maar zoals altijd rijst de vraag: Waar zijn de bèta’s?

Het is een bijzondere anekdote. Enkele jaren geleden, toen hij nog politiek leider was van de PvdA, gaf Diederik Samsom in de Tweede Kamer een bloemlezing over innovatie. Tijdens de Algemene Beschouwingen nog wel. Hij vertelde over zijn bezoeken aan drie technostarters, waaronder Flowid. Dit bedrijfje ontwikkelt de Spinning Disc. Een chemische reactor die op een keukentafel past en de reactie van processen versnelt met een roterende schijf. Op die manier worden grondstoffen sneller gemengd en versnelt de reactie. Even simpel uitgelegd. Van huis uit natuurkundige Samsom moest de voorbeelden in de Kamer vast ook simplificeren. Want op veel kennis van thermodynamica, de verschillen tussen gelijk- en wisselstroom en meer mocht hij – haast vanzelfsprekend – niet rekenen.

Camera

Inmiddels zit Diederik Samsom op een van de belangrijkste plekken van Europa, als het gaat om energietransitie. En hij zit daar prima, als rechterhand van Eurocommissaris Frans Timmermans. Dat blijkt ook wel tijdens interviews, zoals recent in het managementblad Petrochem. Daarin laat hij doorschemeren dat er in Den Haag daadwerkelijk een gebrek aan kennis is, als het gaat om bijvoorbeeld technologieontwikkeling. Niet onbelangrijk als het klimaat en de energie- en grondstoffentransitie hoog op de politieke agenda staan.

Bovendien stelt hij impliciet dat de nationale politieke cultuur en gebruiken degelijk werk regelmatig in de weg staan. Samsom: ‘In en rond de Europese Commissie wemelt het van de expertise. Daar was ik echt positief door verrast. Met Den Haag is er nog een ander verschil. Afwezigheid van hijgerigheid maakt het een stuk gemakkelijker om gestaag door te werken en goed werk te leveren. Ik hoef niet meer constant over mijn schouder te kijken of ergens een been is uitgestoken of een camera is opgesteld.’

Thoriumcentrale

Het is duidelijk. In de politiek worden niet altijd keuzes gemaakt op grond van inhoudelijke kennis en het beoordelend vermogen van de politici. Dat kan ook niet. Er zijn te veel onderwerpen en honderdvijftig mensen in de Tweede Kamer en enkele tientallen in het kabinet kunnen dat ook niet allemaal behappen. In ieder geval niet en detail. Natuurlijk krijgen zij steun van assistenten, de Eerste Kamer en bijvoorbeeld adviesraden. Maar ook die bieden niet altijd een consistente koers.

Zonder de hele discussie over bijvoorbeeld biomassa op te rakelen, laat die zien dat hoog aangeschreven adviseurs hun mening ook regelmatig bijstellen. Waarbij hun visie niet alleen wordt gevormd door nieuwe inzichten en feiten. Maatschappelijke druk en een verscheidenheid van belangen spelen ook mee. De boventoon in die discussies wordt niet altijd gevoerd door de echte experts.

Dat speelt ook mee tijdens verkiezingen. De verkiezingsprogramma’s komen deels tot stand in een mengeling van vooringenomen proposities, de strijd om de gunst van de kiezer en dus interessant klinkende beloftes. En natuurlijk ook enige kennis van zaken. Een silver bullet lijkt echter niet te bestaan. Daarom lijken de vooringenomen proposities en de gunst van de kiezer vaak leidend. De VVD wil stokpaardje kernenergie weer op de agenda, D66 spreekt over 6.000 windmolens van 10 megawatt op zee en Forum voor Democratie wil een thoriumcentrale, zonder enig proof of concept.

Negatieve emissies

Het is natuurlijk de vraag of de transitie is gebaat bij een discussie over de middelen. Veel ideeën die politiek tegen elkaar worden uitgespeeld kunnen wellicht naast elkaar bestaan en elkaar zelfs versterken. Bij transitie gaat het eerder om de uiteindelijke doelen en niet over vooringenomen voorkeuren voor middelen. Waterstof, offshore wind, geothermie, circulaire ketens, zonne-energie, biogebaseerde grondstoffen, CCS en veel meer staan niet op zichzelf, maar kunnen samen een mooie puzzel vormen. Dat idee leeft steeds meer bij deskundigen uit en rondom de industrie en energiesector. Daar komen termen als systeemintegratie en holistische benadering op, om niet uit te sluiten, maar juist te verbinden. Geen dogmatiek, maar technologie-agnosticisme. Geen absolute zekerheden vooraf, maar elke moment bekijken welke oplossingen de gewenste transitie dan verder brengen.

Daarbij rijst de vraag of we de belangrijkste keuzes in de energietransitie wel aan de politiek moeten overlaten. Moet er in Nederland niet een energie- en grondstoffencommissaris komen, die minder afhankelijk is van de waan van de dag en de relatieve korte termijnen van regerende coalities?

Het lijkt erop dat Diederik Samsom een dergelijke positie in Europa bekleedt. Misschien niet voor een langere termijn, maar wel weg van de waan van de dag. En vooral ook weg van vooringenomen proposities. Zou hij als partijpoliticus van de PvdA het afvangen en opslaan van CO2 in lege gasvelden hebben toegejuicht? Vanuit zijn huidige positie denkt hij dat we niet zonder dergelijke vormen van negatieve emissies kunnen, willen we de doelstellingen van Parijs halen.

Net-wel-net-niet-positie

Staat een VVD-er met inhoudelijke kennis over energietransitie eigenlijk niet veel dichter bij de ideeën van Samsom dan de partijlijnen van de liberalen en de sociaaldemocraten doen vermoeden? De meeste experts zullen namelijk voorzichtig zijn met het uitsluiten van oplossingen. Ze zullen meer van het systeem uitgaan, dan van de afzonderlijke middelen. Dat is complexer dan enkele keuzes in verkiezingsprogramma’s. Het lijkt daarom wellicht een goed idee dat de schaarse technische deskundigen binnen de verschillende nieuwe fracties, elkaar na half maart op gaan zoeken.

Om te identificeren waar de deskundigheid zit, heeft onder andere de VNCI de kieslijsten geanalyseerd. Een belangrijke conclusie: er staan weinig echte bèta’s op de lijst. En helemaal als je naar de kansrijke posities kijkt. Met een beetje geluk kunnen ongeveer twaalf kandidaten met een min of meer bèta-opleiding straks op het pluche terecht komen. Maar dat kunnen er ook beduidend minder zijn, omdat verschillenden op een net-wel-net-niet-positie zitten. Dus meer dan acht procent van het totale aantal Kamerleden zal het niet worden…

Complexiteit

Een zekerheidje lijkt Joris Thijssen. Na het vertrek van Lodewijk Asscher de nummer zes van de PvdA. Hij studeerde lucht- en ruimtevaart aan de TU Delft en komt van Greenpeace Nederland, waar hij tot afgelopen december directeur was. Daar is alvast een parallel te trekken met Samsom, die voor zijn politieke carrière ook bij Greenpeace vandaan kwam en aan de TU Delft studeerde. Ook VVD-er Peter de Groot is net als Thijssen nagenoeg zeker van een zetel. Hij studeerde onder meer aan de TU Delft en deed ook bij Instituut Clingendael onderzoek naar de oliereserves van Opec. Hij staat op nummer 24 bij de VVD.

politiek

Plant Manager of the Year 2019 Marinus Tabak (VVD) tijdens het verkiezingsdebat van de VNCI en VNPI, 26 januari.

Minder zeker is de positie van Marinus Tabak. De Plant Manager of the Year 2019 staat op nummer 41. Volgens de peilingen van half februari komt hij er dan net direct in. Bij regeringsdeelname van de VVD stijgen zijn kansen. En gezien zijn bekendheid in de industrie en ook in Noord-Nederland is een plaats op basis van voorkeursstemmen ook niet uitgesloten. De plantmanager van de RWE-energiecentrale van de Eemshaven heeft een internationale energie-opleiding gedaan en kent de complexiteit van de energietransitie van zeer dichtbij.

Boven de materie

Opvallende naam op de CDA-lijst – en in een vergelijkbare positie als Tabak – is Henri Bontenbal. Nummer 18 op de lijst. Ook hij is werkzaam in de energiesector, op de afdeling Strategie van netbeheerder Stedin. Ook is Bontenbal fellow bij het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Hij is ook al een tijdje zichtbaarder bij een grote groep van mensen die de energietransitie volgen. Bontenbal is onder andere columnist bij RTL-Z. Hij studeerde natuurkunde aan de Universiteit Leiden.

Raoul Boucke, de nummer tien van D66, lijkt meer marge te hebben. Momenteel staat die partij op ongeveer veertien zetels in de peilingen. Hij is een van de twee chemisch technologen op de lijst en studeerde aan de TU Delft. Hij is momenteel nog afdelingshoofd Duurzaamheid en Netwerkkwaliteit luchtvaart bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

De andere chemisch technoloog is Ellen Verkoelen. Zij is de nummer drie van 50PLUS. Daarmee lijkt zij het niet te redden. Al een tijdje komt deze fractie niet boven de twee zetels uit in de peilingen. Het is de vraag of 50PLUS überhaupt de kamer haalt. Ook voor Eppo Bruins van de Christen Unie wordt het kielekiele. Hij staat nummer zeven, terwijl de peilingen dat als maximum zien. Zes zetels voor de CU lijkt realistischer. Bruins studeerde experimentele natuurkunde. In een biografie stelt hij: ‘Ik ben een echte bèta. Die zie je niet zo vaak in de Kamer. Dat bètatalent wil ik inzetten. Ik ben bedreven in cijfers, maar doorzie daardoor ook andere structuren en systemen. Zo kun je soms even ‘boven de materie vliegen’ om vast te stellen wat er aan de hand is.’ Een interessant inzicht…

Openingsfoto: Henri Bontenbal (CDA) tijdens het verkiezingsdebat van de VNCI en de VNPI op 26 januari.